Wie zaagmolens zegt, heeft het meestal over de Zaanstreek. Dé plek waar het hout werd geprepareerd voor de Amsterdamse scheepsvloot, die de wereldzeeën bevoer met koffie en kruidnagelen in het ruim en kanonnen op het tussendek.
Maar deze aquarel laat Amsterdam zélf zien. Voordat de Zaankanters hun industrie ontwikkelden zaagden de Amsterdammers hun planken zelf. In de Zaagmolenbuurt ten westen van stadssingel, en langs de Zaagmolensloot ten zuiden van de stadssingel. De aquarel van Rieke biedt zicht op de Zaagmolenbuurt, vanaf de stadswal. Veel van die molens stonden er in 1640 al, vér voor de hausse in de Zaanstreek. Rembrandt tekende ze al rond 1650.
Er zijn veel prenten, schilderijen en tekeningen gemaakt in deze buurten. Ze ademen een gemoedelijke sfeer van kleinschaligheid, met arbeidershuisjes tussen de molens en houtopslag, met smalle paadjes en bruggetjes, huisvrouwen en spelende kinderen.
Zaagmolen ‘de Vrouwe Maria’ had zelfs een gezellig theekoepeltje naast de houtloods staan.
Aan het eind van de 19e eeuw zien we de stadsuitbreidingen van wethouder Wibaut (Wie bouwt? Wibaut!) terrein winnen ten opzichte van de dan zieltogende molen-industrie.
De Vrouwe Maria is inmiddels haar wiekenkruis kwijt en zal spoedig daarna verdwijnen. Uiteindelijk is er slechts één molen, die het tot de dag van vandaag overleefd heeft: zaagmolen ‘de Otter’. Dat mag een wonder heten, want hij stond er in 1895 al zonder wieken bij.
Links op dit heel vroege werk van Jan Sluijters zien we de vleugellamme Otter, rechts in het verschiet de Samson. Tussen die twee hadden tot kort tevoren nog twee molens gestaan (de Bruinvisch en de Cornelia), allebei door brand verwoest en niet meer herbouwd. Een nieuwe tijd brak aan.