De eerste schilder die de molen een prominente plek gaf in zijn landschapsschilderijen was Jan Brueghel senior (1568-1628).
Hij was er één van een belangrijke schildersdynastie. Zijn vader, Pieter senior (1526-1569), heden ten dage de beroemdste Brueghel, was in zijn tijd een soort van avant garde schilder met slechts een klein publiek. Zoon Jan echter ging behoren tot het establishment. Hij werd voorzitter van het Antwerpse schildersgilde, de topdiplomaat Peter Paul Rubens – tevens kunstschilder – was zijn boezemvriend. Jan zette een omvangrijk schildersatelier op, met veel medewerkers, en kon zo een omvangrijk oeuvre creëren.
Zijn werk werd zo populair dat hij het zich kon veroorloven om van eenzelfde thema een heleboel versies te maken, zo ook van dit wijds landschap met molens, omgeven door mensen die met allerlei zaken bezig zijn, zoals het sjouwen van meelzakken, vervoer met paard-en-wagens, en gezellig keuvelen.
Hij heeft echt zijn best gedaan om het wijdse landschap zo realistisch mogelijk uit te beelden. Alle details op de voorgrond zijn nauwkeurig uitgewerkt, en de steeds blauwer wordende achtergrond wordt allengs waziger. Ook het realistisch perpectief van de steeds kleiner wordende molens versterkt de wijdsheid en dieptewerking.
Na de dood van Jan senior zette zijn zoon, Jan junior (1601-1678) het atelier voort in dezelfde traditie van zijn vader, en tot ver daarna waren er vele volgelingen die het nogmaals overdeden. De bekendste daarvan is wellicht Joseph van Bredael (1688-1739), die zo’n honderdtwintig jaar later nog steeds hetzelfde landschap schilderde.